In gesprek met Lex Bohlmeijer - deel 3
'Passaggio'.
De rechterhand is heldhaftig, maar onder de moed zit de angst.
Angst is er altijd. Al moet ik bekennen - het is een cliché - met het ouder worden ben ik wel afgevallen, ik ben een paar kilo angst lichter.
Ik heb een foto, genomen in Banff, Canada. Ik was daar zes maanden voor studie, in de Rocky Mountains. Het is min achtentwintig, ik sta op het kerkhof bij de campus, in de sneeuw, met een licht jasje aan en een band om mijn hoofd, totaal niet goed gekleed voor de omstandigheden, maar kennelijk vol vertrouwen. Ik sta naast een grafsteen waarop staat: Fear. Donkergrijs graniet, sneeuw. Hier rust angst.
Er zijn vele angsten, groot en klein. Mijn grootste angst is om tijd te verliezen, om de dingen die belangrijk zijn over het hoofd te zien. Om iets voorbij te laten gaan dat eigenlijk niet voorbij mag gaan. Contact met mensen, dat ene stuk van Brahms waar ik zo van houd (maar ik moet zo nodig perfect kunnen spelen op het volgende concert …) Er is een prachtig fragment in Oorlog en Vrede van Tolstoj dat ik dolgraag opnieuw zou willen lezen, maar nee, ik moet mijn koffers nog pakken, mails schrijven, dát! De angst dat ik het leven niet leef en zoveel voorbij laat gaan.
Vroeger was ik bang voor de dood van mijn grootvader. Als hij dizzy was, was ík twee keer zo duizelig. Ik was er vanaf mijn zevende, achtste mee bezig en sprak erover met mijn grootmoeder. Zij waren antipoden. Mijn opa was de man van het leven, altijd maar doorgaan. Mijn oma was de stille, ernstige. Ze was zeer gesloten, ze had een hang naar de dood, van de wereld weg. Er zat veel verdriet in haar. Ze hoefde niet zo nodig meer, terwijl ze helemaal niet zo oud was. Onder het strijken (dat was haar passie) vroeg ik haar, stel je voor dat opa onwel wordt, wat gebeurt er dan, en zij zei: je moet niet bang zijn, het kan zo gebeuren. Zij was helemaal voorbereid! In haar mooie linnenkast had ze alles klaarliggen voor het sterven, de lakens, alles was voorbereid. Maar ik kon dat niet aannemen!
De eerste jaren had ik bij het pianospelen geen last van de angst. Die is gekomen op mijn tiende, na mijn eerste grote prijs. Na de zomer van ’78, de eerste kleuren-tv, de finale Nederland - Argentinië, ik zat met mijn opa gekluisterd aan de tv, het huis vol mensen, de zindering van de vrijheid. Ik leerde zelfs fietsen! Opa kocht met zijn laatste spaargeld een Russische Skolnik, hij ging met mij oefenen in een soort parkje, een volkstuintje. Hij wilde mij dat zo graag meegeven. Na deze zomer - braziliaans en sprankelend - kwam de angst. Er brak iets. Ik denk dat het het afscheid van mijn jeugd was. Voelen dat de wereld dichterbij komt.
Ik heb ermee leren omgaan door hem uit te nodigen. Ja. Je mag blijven, als gast. Want hij is er toch al. Hij ís er. Je niet verzetten, aanvaarden, dat is de stap die ik heb kunnen zetten. Dat helpt, het werkt.
Angst voor de angst, dat is echt complex. Volgens mij is dat een van de grootste wapens van de angst: hij leidt af, creëert ruis. Je merkt dat dingen hun betekenis kunnen verliezen. Ze lijken groot, maar zijn dat helemaal niet. Dat is het, het leidt af van de kern. Maar binnenin, daar kan de angst niet komen. Zoals bij groente in het hart het mooiste, zachtste stuk zit. De angst cirkelt er aan de buitenkant omheen, zo overweldigend dat het lijkt alsof er niks in zit en alles aangetast wordt. Maar per slot van rekening is dat niet zo. Het is veel minder dan je denkt. Dit lijkt misschien makkelijk, maar het is de vrucht van een leven lang experimenteren.
György Sebok zei: liefde en angst kunnen niet samen door een deur. Je kan angst niet uitbannen, je moet ‘m kleiner maken zodat je er makkelijker langs kan.
Alles wat ik in het leven bleek te gaan doen, waren dingen waar ik als kind allergisch voor was, of gevoelig. Om maar iets eenvoudigs te noemen: ik kon niet reizen, na tien minuten in de auto gaf ik over. Ik kon niet tegen de beweging van een voertuig, trein en bus waren een ramp. Nou, wat heb ik later gedaan? Aan een stuk door gereisd, haha! Performen, voor mensen gaan staan en iets te zeggen, ook zoiets. Ik stotter hevig in mijn eigen taal. In het Nederlands komt het sporadisch voor, ik heb mazzel dat het Nederlands niet zoveel harde medeklinkers heeft. Dat heeft het Bulgaars wel. Het was een ramp voor mij om voor een klas te moeten staan en een speech te houden. Het was een bevrijding toen ik voor mensen kon gaan staan en mijn stem laten horen! Het was ontboezemend voor een kind dat nauwelijks iets kon zeggen, een unicum.
Meer van Lex Bohlmeijer:
het radio programma 'Passaggio'
zijn interviews voor 'De Correspondent'
Comments