Afgelopen week verscheen er in De Groene Amsterdammer een mooi artikel van Bas van Putten over de cd The Ernen recital 1996.
© Bram Budel
27 april 2022 – verschenen in De Groene Amsterdam nr. 17
In Ernen, Zwitserland, resideerde de pianist en pedagoog György Sebok (1922-1999). Zijn aura maakte hem tot voorbeeld van veel jonge spelers. Hij was een goeroe met alle pro’s van zijn charisma en de contra’s van het apodictische. Zijn masterclasses waren geliefd, maar zijn psychologiserende analyse van deelnemers kon kwetsbare persoonlijkheden hard treffen. De Bulgaarse pianiste Marietta Petkova voelde Seboks visies convergeren met de hare. Ze dronk zijn muze in, studeerde lang bij hem en vond in Nederland, waar ze zich vestigde, een leven en een podium.
Ernen bleef dat keerpunt. Het was de plek waar met Seboks ‘muziek- en levenslessen’ het bestaan voor haar was begonnen. En de plek waar ze haar eerste soloalbum op zou nemen, dat in 1996 op cd verscheen en dat ze nu ter gelegenheid van Seboks honderdste geboortejaar opnieuw liet uitbrengen. Goed idee. De live-opname in de St. Georg-Kirche van Ernen klinkt nog steeds bovengemiddeld fraai en uit de muziek spreekt een toen 27-jarige persoonlijkheid met de onbevangenheid van kinderen en uitverkorenen.
Het begint met een uitvoering van Mozarts pianosonate KV 332 in F-groot, voorgedragen in een stijl die je nu ten onrechte romantisch zou noemen, want dit gaat niet over wegdromen maar over toegenegen concentratie op details. Historische uitvoeringspraktijk kreeg op dit reine Mozart-beeld geen vat. Geen recalcitrante retorica, geen woedende accenten; het gaat over klank vinden en tijd nemen. Zo wordt dat stuk een sereen blijmoedige groet uit een ideale wereld van innigheid, tederheid en ongerepte energie, niet krachteloos maar nergens worstelend. Strijd is voor domme grote mensen, hier blijft alles evenwicht. Wat je hoort is de esthetica van iemand voor wie schoonheid nog een haven is, een wereld van gedichten, kleuren, geuren, dans en liefde. Dat sluit drama en geweld niet uit, maar overheersend is hier een bewogen overpeinzen van het schone zonder filosofisch dan wel virtuoos gepraal met buitensporig trage of gejaagde tempi.
Die reflectieve houding trekt Petkova door naar zes van Rachmaninovs acht Etudes-Tableaux Op. 33. Geen spoor van extremisme of titanenstrijd; de pianiste hoort onder dat wolkendek van Russische bekommerdheid iets zingen en zingt mee met het respect van de gelovige. Je hoort haar werelden verkennen met een schijnbaar bewust getoonde schroom die eerst over een drempel moet en die ze gaandeweg bevrijdend aflegt. In de openingsmaten van Schuberts Impromptu D 899 No. 1 hoor je de verlegenheid van de indringer die het bindweefsel van de emotie niet kapot wil maken. Daar word je geen klavierleeuw van. De gerichtheid op de innerlijke dynamiek staat in Bartóks monumentale pianosonate dan ook geen beukende vergroving toe; het wordt een vesting met de ramen open. Ter afsluiting een Mazurka van Chopin, Op. 30/4, een klein intens geschenk dat je zo in je zak zou steken, als zoiets met gebaren kon. Op 12 mei speelt Petkova in de Bösendorfer Series van de Amsterdamse Waalse Kerk werken van Chopin, Liszt, Rachmaninov en Debussy.
コメント